Aan de slag met intentioneel pedagogisch-didactisch handelen

Breedvormend onderwijs vraagt om ruimte voor ontmoeting, onderzoek en ontwikkeling. Op deze pagina vind je een werkvorm, en vragen voor dialoog en reflectie die je helpen om aan de slag te gaan met de bouwsteen intentioneel pedagogisch-didactisch handelen.

Vragen voor dialoog & reflectie 

  • Pak er eens een willekeurige opdracht aan jouw leerlingen bij. Wat beoog je met die opdracht (in pedagogische zin)? 
  • Als je een fout maakt of iets niet weet, bespreek je dit dan met je leerlingen? Waarom wel/niet? 
  • Hoe herken je ontmoediging bij een leerling? Wat is dan jouw reactie?  
  • Wanneer ging een leerling over jouw grenzen? Wat zegt dat over wat jij belangrijk vindt?
  • Hoe ervaar je het om bewust even af te wachten in een uitdagende situatie? Wat doet dit met je aanpak en relatie met leerlingen? 
  • Stel je voor dat je alle tijd hebt op een dag of in een schooljaar. Wat zou je extra aandacht geven of anders vormgeven?  

Werkvorm: Observeer jezelf in interactie met leerlingen 

De bedoeling van deze opdracht is dat jij voor jezelf meer zicht krijgt op de interactie met je leerlingen. Mogelijk herken je patronen. Dat kunnen patronen zijn die behulpzaam zijn en die je graag wilt behouden. Er kunnen ook patronen bij zijn die niet (meer) werken. Het gaat vooral om gewaarworden (observeren, zonder oordeel vooraf). Je hoeft er dus niet zoveel van te vinden. Kijk gewoon eens wat er gebeurt en hoe dat voelt. Dit is ook een oefening in letterlijk kijken en luisteren, zonder meteen al te gaan interpreteren, analyseren of oplossen. 

De opdracht: 

Kies een leerling met wie je overwegend goed contact hebt, een leerling die jou bevestigt in de leraar die je wilt zijn, een leerling die het beste in jou naar boven haalt. Kies ook een leerling met wie het contact (soms) stroef verloopt: een leerling die jouw ideale zelfbeeld in de weg zit, bij wie je soms zomaar een leraar bent die je helemaal niet wilt zijn. Registreer – in een logboek, een dagboek, of op een laptop – nauwkeurig, concreet en zo uitgebreid mogelijk hoe de interactie met beide leerlingen verloopt. Registreer (zonder oordeel) wat er gebeurt, wat je voelt, wat je denkt. 

Concreet: 

  • Beschrijf voor beide leerlingen minimaal drie verschillende momenten, liefst op verschillende dagen
  • Beantwoord voor elk voorval de volgende vier vragen:
    • Wat doe ik en wat zeg ik (letterlijk)? 
    • Wat doet en wat zegt de leerling (letterlijk)? 
    • Wat voel ik? 
    • Wat denk ik?
    • Probeer bij deze laatste twee vragen te registreren wat je dacht en voelde in het moment. Je hoeft dat nog niet te analyseren. Probeer gewoon (zo eerlijk mogelijk) gewaar te worden.
  • Schrijf zo snel mogelijk na afloop van de gebeurtenis. Liefst meteen, anders aan het eind van de dag, maar niet pas aan het eind van de week!
  • Blik, nadat je een aantal momenten verzameld hebt, terug op je aantekeningen en bespreek je inzichten eventueel met een collega. Wat heb je ervaren? Wat valt je op?  

In het boek ‘Bouwen aan breedvormend onderwijs’ vind je meer vragen voor dialoog en reflectie. Bestel hier een fysiek exemplaar en download hier gratis het pdf-bestand van het boek.