Het mede door NIVOZ in gang gezette Whole Child Development-programma (WCD) gaat over de ontwikkeling van breedvormend onderwijs voor het hele kind, vanuit een pedagogische oriëntatie. Laatstgenoemde richt zich met name op de relaties; op verbondenheid tussen alle betrokkenen bij onderwijs. En daarbij kán de stem van de leerling niet ontbreken, aldus Annelies Robben, netwerkregisseur Onderwijsinnovatie en Onderwijsroute 10-14 in Zwolle. ‘Dat lijkt mij vanzelfsprekend. Onderwijs is er immers voor de leerlingen. De pedagogische oriëntatie richt zich op hún menswording. Bij zulke grote belangen voer je toch samen het gesprek?’
Straalt: ‘Jáá. Ik wist al op jonge leeftijd dat ik later graag van betekenis voor anderen wilde zijn. En een van mijn voorbeelden daarbij was juf Leny, waarbij ik drie jaar ‘kleuterde’. Zij was een warme, lieve vrouw. Bij haar had ik het gevoel dat ze mij kende, dat ik er als kind in haar klas mocht zijn en ook dat ze altijd aanwezig was. De overgang naar groep 3 was dan ook best ‘bits’. De juf daar was kil, afstandelijk. Opeens had ik last van kwaaltjes, was ik schoolziek. Nog steeds scan ik in mijn omgevingen naar Juf Leny. Waarom? Zij is van betekenis, zij draagt bij. Ik kan haar overigens ook zelf zijn, al ben ik ook de trut en de harde zakenvrouw.’
‘Soms doen onze leerlingen dingen die ik als mens fantastisch vind, maar die ik als professional moet afkeuren. Een voorbeeld. Een groep leerlingen ontdekte fouten in een gloednieuw aangeschaft rekenprogramma. Daardoor konden ze in korte tijd extreem veel sommen foutloos maken. We kwamen er al snel achter. Als mens vond ik het supergrappig: onze kids smarter dan de programmamakers… Maar als schoolleider moest ik er wel iets van vinden, namelijk dat zoiets niet kan; je rekenvaardigheden train je er niet door. En dan ben je in de ogen van de leerlingen al snel superstom – ondanks dat ik hun onderzoekend vermogen en ook hun creativiteit prees. En dan zijn er nog dit soort ‘truttige’ schoolregels die voortvloeien uit ‘Afspraak is afspraak’:
#Word je om 8.40 uur op school verwacht, dan kom je hier niet om 8.50 uur binnen.
#Is gebruik van de mobiel tijdelijk verboden in de klas, dan ga je daar dus niet zitten appen.
Kinderen hebben grenzen nodig, maar mogen binnen een veilige leeromgeving ook ‘uitproberen’. Daar leren ze juist van. Niet het kind afkeuren, wel het gedrag corrigeren, daar zijn wij dan voor.’
‘Ja, er was geen enkele twijfel meer. Ik keek ook op tegen de juffen. ‘Later word ik juf’ trok ik ook door in mijn tienertijd. Op de middelbare school zag ik het bij mijn klasgenoten: sommigen vonden onderwijs geweldig; ‘a waste of time’ vonden anderen. Hoe kan dat? Ik was daar toen al nieuwsgierig naar. Na het middelbaar rondde ik de pabo af en ik wilde door ontwikkelen. Achtereenvolgend behaalde ik twee masters, de Master of Learning and Innovation aan Hogeschool Windesheim en de Executive Master of Management and Education bij TIAS. Inmiddels werk ik aan een proefschrift dat pleit voor een herpositionering van leerlingen in het onderwijs. Noem mij een laatbloeier.’
‘Education is the most powerful weapon you can use to change the world’
‘Nog steeds die ene, dat ik als mens van betekenis wil zijn voor anderen. Daartoe maak ik in het leven keuzes die de wereld een beetje mooier maken, die de volgende generatie ook voldoende ruimte tot ontwikkeling bieden. Juist onderwijs kan mensen vooruit helpen. En daarom mag het je als leerling dus niet frustreren of belemmeren door bijvoorbeeld overtuigingen van anderen. Niet voor niets hangt hier in mijn kamer een portret van Nelson Mandela, met daaronder zijn beroemde quote: ‘Education is the most powerful weapon you can use to change the world’. Spread his words!’
‘De visies daarop zijn organisch gegroeid. Als juf, vlak na het behalen van de pabo, voelde ik mij enorm verantwoordelijk in de klas. Dat ik de leerlingen kon helpen om het vereiste curriculum te volbrengen, vond ik super belangrijk. Maar in de loop van de tijd groeide het besef dat het hogere doel van onderwijs voor mij echt iets anders is, namelijk leerlingen vol vertrouwen de wereld in laten gaan.
Ik vroeg me daarbij steeds vaker af: als je leerlingen niet betrekt bij het onderwijs zelf hoe gaan ze dan zonder mij die wereld in? Stond ik als juf eerst boven hen, als schoolleider ging ik juist almaar meer naast hen staan. Daarmee ontwikkel je bij kinderen zelfstandigheid, weerbaarheid en laat je ze medeverantwoordelijkheid dragen. Laat ze fouten maken; als ze vallen help je ze met opstaan.
Ik zie het elke dag opnieuw als een groot voorrecht dat ik als onderwijsprofessional jonge mensen in hun ontwikkeling mag begeleiden. En dat ik vanuit expertise, en dus niet vanuit hiërarchie, mag bijdragen aan het waarmaken van hun dromen. Dat laatste raakt voor mij de aard van onderwijs, al staan die dromen misschien nog niet vastomlijnd en scherp op hun netvlies. Voor mij is onderwijsrecht van elke leerling daarbij leidend, en niet de onderwijsplicht die we in Nederland helaas nog steeds kennen.
‘Vanuit dienstbaarheid bijdragen aan de dromen van de leerlingen’
Weinig mensen beseffen dat kinderen récht hebben op leren en onderwijs, en in mijn beleving moeten we heel zorgvuldig met dat recht omgaan. Want als het kind het recht heeft om iets te leren, dan zijn zij degene die iets moeten kunnen ‘afnemen’ bij ons, de onderwijsprofessionals. En dat raakt de betekenis van onderwijs. Terwijl nu overwegend andersom wordt gedacht: we laten leerlingen onderwijsprogramma’s consumeren. Daar geloof ik niet in. Wel in interactief participeren, zodat je als leerling begrijpt wat onderwijs, vanuit onze dienstbaarheid, kan bijdragen. Aan jouw toekomst. Aan jouw dromen.’
‘Het vraagt van de collega’s om de dromen en verlangens van onze leerlingen te koppelen aan wat zij vandaag de dag binnen de onderwijspraktijk bieden. Het vraagt om continue afstemming, zodat zij ieder kind zien en horen. Het vraagt om de aspiraties van leerlingen te helpen najagen in plaats van deze weg te duwen. Het vraagt om luísteren naar het kind. Luisteren, luisteren. En nee, het proces verloopt niet altijd soepel. Er zijn kinderen waarbij je lang moet zoeken om het vuurtje te vinden, waarvan straks een voorbeeld.’
‘Een goede docent is een fijn mens, geïnteresseerd in de ander, met een open houding, die gericht is op groei. Bevoegdheden in het CV zijn belangrijk bij sollicitatiegesprekken, maar voor mij is de hoofdvraag: wat heb jij als docent, zonder die bevoegdheid, leerlingen te leren? Welke waarde voeg jij toe? En welke condities zijn nodig om samen met hen de beste versie van jouzelf te zijn? Wij willen elkaar hier versterken, elkaar ontmoeten in diversiteit, en zijn almaar nieuwsgierig naar het perspectief van de ander. We stellen elkaar veel vragen en verwachten onderling ook antwoorden. Ja, aan dit moet een docent binnen ons team kunnen voldoen.’
‘Het vraagt van leerlingen de wil tot ontwikkeling; van verantwoordelijkheid willen nemen voor, en bij willen dragen aan de eigen invloed binnen onderwijsprocessen. Begrijpelijk, zij kunnen de gehele procesgang nog niet overzien, maar je kunt ze wel helpen begrijpen wat de waarde is van hetgeen ze krijgen aangereikt. ‘Nee, ontleden is niet leuk maar het hoort erbij want zonder taal red je het niet in de wereld.’ Laat van je horen, dat vragen wij van onze leerlingen. En daartoe nodigen we hen elke dag opnieuw uit. Ze staan daarin niet alleen: bij 10-14 heeft elke leerling een persoonlijke coach. ‘Wat gaat goed, wat kan beter?’, daarin worden ze begeleid. En dan hebben we het niet alleen over leerwinsten maar juist ook over sociale vaardigheden en onderlinge relaties. Over de verbondenheid met andere leerlingen en docenten.’
‘Neem opnieuw het onderwerp telefoongebruik in de klas. Niet wij bepalen of dat wel, niet, of gedeeltelijk kan. We laten de leerlingen daarnaar onderzoek doen binnen hun teams. Met als hoofdvraag: ‘Wat zijn de voor- en nadelen van telefoongebruik in de klas?’ Zij presenteren de onderzoeksresultaten dan aan ons en van daaruit stellen we samen de richtlijnen op. Die manier van werken is zeer kenmerkend voor deze leergemeenschap. En mijn verwachting vooraf, dat we vaak op hetzelfde uitkomen, klopt meestal. Bij dit onderwerp viel op dat leerlingen die 1,5 uur niet op hun telefoon keken, gemiddeld negentig berichten achterliepen. We raakten daarover in gesprek en vroegen aan hen: ‘Wat doet die berichtenstroom met jouw leren?’
Dus niet vooraf zeggen: ‘Hey, ik ben de volwassene, luister naar mij. Maar stimuleren om vanuit de eigen gedachtewereld en in gesprek met anderen, en samen met ons tot een juist besluit te komen.’
‘In eerste instantie komen ouders en kinderen hier binnen als ‘consument’. Waar wij dan al heel snel aan de leerling vragen: ‘Help ons, wie ben jij? En wat zijn jouw verwachtingen van deze school? Wat heb je, als je stilstaat bij jezelf, nodig om je hier te kunnen ontwikkelen?’ Vanaf dag 1 creëren we op die manier engagement: verbondenheid tussen de nieuwe leerling en het team. Vervolgens onderzoeken we het type mens dat het kind als coach kan gebruiken. Vraag je om iemand die je aan de hand meeneemt, vraag je om iemand die je ruimte biedt, of wil je juist oriënteren op een coach die op specifieke kennis is gericht? We richten ons bij al die processen enkel op de leerling. En tsja, dan zijn er ouders die denken: ‘Wat kom ik hier eigenlijk doen?’ En dan zeggen wij al gauw: ‘We beginnen hier met om wie het gaat. En dat is jullie kind.’
‘Niemand is alwetend, toon je nieuwsgierigheid’
‘Ik ben creatief, ondernemend, heb over het algemeen de brains om snel kennis tot mij te nemen en beschik over een sterke intuïtie, waarop ik durf te vertrouwen. Het zijn kenmerken die er toe bijdroegen dat ik vijf jaar geleden – samen met een team van startende collega’s op vernieuwende lerarenopleidingen hier in Zwolle – een nieuwe leeromgeving wilde creëren die niet lijkt op de onderwijswereld die we allemaal kennen.
En dat laatst gebeurt pas als juist ook kinderen meedenken over hoe de school er dan uit zal gaan zien, eigenaarschap ervaren en zich er ook medeverantwoordelijk voor gaan voelen. We begonnen met een blanco vel dat we beschreven vanuit die stem van de leerlingen. We interviewden hen over hoe wij ons zouden gaan positioneren. Snel werd duidelijk dat ze het liefst de omgeving van het voortgezet onderwijs wilden. Met kluisjes. Die deden ertoe.
We zitten inmiddels in ons zesde schooljaar en de eer voor het voortbestaan gaat mede naar de groep Jonge Honden, zoals ik de collega’s-in-opleiding noem. Zij zaten en zitten dicht op het vertrekpunt van de leerlingen. En op een gedeelde eerste plaats gaat de eer ook naar de groep collega’s die hier destijds ging werken, met een ‘bak’ aan ervaring en de wil om het écht anders te gaan doen.
Wij allen vragen ons almaar af of we het goede doen voor de leerlingen, en de jongeren monitoren dat samen met ons. Zij leren, wij leren. ‘Practice what you preach’, dat is een hele belangrijke hier binnen 10-14. Niemand is alwetend, toon je nieuwsgierigheid en niet-weten is ook goed.’
‘Ik beantwoord deze vraag, graag met enige voorzichtigheid, met een Ja. Omdat er bij ons sprake is van uitstel van niveau-keuze. De hele toets-druk rondom de eindtoets, en het volgen van vakken op één bepaald niveau vanaf klas 1 kennen wij hier niet. Je werkt hier enkel met maatwerkprogramma’s. Dat betekent vakken volg je op je eigen niveau. Je vergelijkt hier jezelf met jezelf. Is de tijd rijp dan maak je een passende en weloverwogen vervolgkeuze en zet je de lijn naar het eindexamen in. Dit alles draagt bij aan gelijke kansen omdat de leerlingen zich binnen een systeem als het onze maximaal kunnen ontplooien binnen de vormende en de inhoudelijke kant van het onderwijs. Daarbij hebben ze ieder een eigen coach.
Ook ten behoeve van die kansengelijkheid pleit ik overigens voor een herpositionering van leerlingen in het onderwijs. Hun perspectieven vanuit uiteenlopende invalshoeken mee laten wegen, betekent dat leerlingen zich ermee verbonden gaan voelen en verder mee willen denken over goede keuzes. Ze moeten de kans krijgen om op die manier in het onderwijs te participeren. En daarmee bedoel ik niet: ze moeten hun zin krijgen. Wiskunde of Engels afschaffen, dat gaan we niet doen. Wel: hen actor maken in de beslislijnen. En het mooie daarvan is, daar leren wij als volwassenen ook weer zoveel van.’
‘Wie ben ik om mijn mening te mogen geven?
‘Direct denk ik aan een 13-jarige leerling, zij kwam uit Syrië. Bij haar was het vinden van het voornoemde vuurtje geen gemakkelijke opdracht. Toen ik haar om haar mening vroeg, sprak ze: ‘Annelies, jij vraagt iets onmogelijks van mij.’
‘Kun je mij vertellen waarom dat voor jou zo is?’, vroeg ik haar.
‘In mijn thuisland mocht ik in vele situaties niet spreken maar moest ik de hele dag observeren en stil zijn. En nu, nu vraag jij mij naar het geven van mijn eigen mening. Wie ben ik om die te mogen geven?’
We hebben haar gekoppeld aan een coach, waarvan we samen dachten dat zij de meest geschikte persoon zou zijn. Ze kreeg begeleiding bij het leren van de Nederlandse taal, en we lieten haar nadenken over wat zij zelf zou willen betekenen voor de wereld of, in dit geval, voor haar eigen land van herkomst. En we lieten haar dat ook heel bewust uitspreken.
‘Ik ga het VWO afronden, arts worden en keer terug naar mijn land.’ Dat zei ze toen ze hier vertrok. Ja, ik heb nog steeds contact met haar.
Dan rijd ik ’s avonds naar huis, en dan overvalt mij een goed gevoel. Als 10-14 deden we voor deze leerling, wat wij, in samenwerking met haar, moésten doen. Arts zal ze worden, praktiserend in haar eigen land, zo zal het gaan. Door haar ongelimiteerde inzet, door haar nieuwsgierigheid. Dan voel ik toch ook weer even juf Leny. En ben weer thuis.’
Met z’n vijven zitten we in de cosy kamer van Annelies: Nando (12, klas 1), Emma (14, klas 2) en Roosmarijn (13, klas 2) zijn bij ons aangeschoven. ‘Wordt jullie stem gehoord en hoe werkt dat in de praktijk?’ is de invalshoek voor een korte intervisie die we samen houden.
Maar eerst deze vraag aan het drietal: ‘Hoe kwamen ze terecht bij 10-14?’
Nando neemt het woord. ‘M’n zus zat hier al. En ik zat op een andere school waar eerst een hele fijne directrice was. Zij ging helaas weg, en het werd gelijk een hele rommelige school. Ze gingen daar van alles veranderen en de hele tijd andere dingen doen. En ik wilde alleen maar meer uitdagingen. Op een dag zat ik in de auto met mijn moeder. Vroeg ze aan mij: ‘Hoe zou jij 10-14 vinden?’
‘Nou dat lijkt me wel wat.’ En nu zit ik hier.’
Emma vervolgt: ‘Ik wilde graag een breder lesprogramma volgen en begreep dat je hier Frans, Duits en Engels kunt volgen. Op mijn oude school kon dat niet en ik voelde mij daar ook niet gezien; ik was er een nummer, een getal. Ik was m’n prestaties. Hier word je als leerling wel gezien. De angsten waarvan ik daar last had, zijn hier verdwenen. Hoe dat kan? 10-14 biedt veiligheid.’
‘Voor mij was het weer heel anders,’ reageert Roosmarijn. ‘Ik had juist meer hulp nodig en die kreeg ik niet op de school waar ik eerst zat. Het was een hele andere soort school’. Ze is even stil. ‘Hier is het knusser, voelt het veiliger. En de leraren geven heel goed les, juist in de vakken die ik lastig vind.’
De stem van Nando: ‘De coach zei sorry tegen mij. Huhhh…’
En dan de kernvraag: wordt hun stem gehoord en hoe werkt dat in de praktijk? Emma: ‘Ik ervaar de leraar hier als iemand die naast, en die niet boven mij staat. Ik heb de docenten gevraagd om rekening te houden met mijn angsten en ze luisterden daarnaar, kwamen er op terug en ik heb hierover vele gesprekken gevoerd met Annelies en met mijn coach. Door hiernaar te luisteren werd het minder. En nu zijn ze weg.’
En dan deze vragen aan Nando: Viel het mee of tegen? Word je hier gezien? En kun je van je laten horen? ‘Het viel alles mee! De leraren hier kijken echt naar je om. En ik kan verdiepende vakken krijgen als ik dat wil. Dat ik met oudere en jongere leerlingen in de klas zit, is ook zo leuk. Of ik word zelf geholpen of ik kan de kleintjes helpen. En als je feedback geeft, dan wordt daar ook echt iets mee gedaan. Toen ik terugreed van schoolkamp was ik moe en fietste niet door. Ik hield de groep op en de coach zei: ‘Hups doorfietsen.’ Iedereen was tegen mij, zo voelde het. We hadden hierover na de fietstocht een gesprekje met mijn moeder erbij, en ondanks dat ik niet had meegewerkt, zei mijn coach ook sorry tegen mij. Ze vond dat ze het zelf ook beter of anders had kunnen aanpakken. Huhhh…, dat had ik nog nooit meegemaakt. Het heeft onze band nog sterker gemaakt. Het is zo fijn dat ik bij haar mijn zorgen kwijt kan.’
De stem van Roosmarijn: ‘Steeds samen op zoek naar verbeteringen’
Roosmarijn: ‘Als je hier feedback geeft op een leraar dan wordt daar op teruggekomen. Dan zoek je bijvoorbeeld samen met je coach naar verbeteringen. Dat geeft een heel goed gevoel en motiveert je dan ook weer om door te gaan.’ Annelies: ‘Ja, en dat heeft alles te maken met het systeem waarbij wij de schooldag samen met de coaches afronden. En dan komen er zaken ter sprake die we eventueel als team gaan oppakken omdat bijvoorbeeld een specifiek issue steeds terugkeert bij een collega-docent. Daarop kunnen we dan tijdig anticiperen.’ Roosmarijn: ‘En ik merk dat wij serieus worden genomen bij de voorstellen die wij doen, zoals het initiatief voor de Tosti-dag, een groot succes!’
De stem van Emma: ‘In de klas wordt nu minder getreuzeld’
Emma sluit af: ‘Voor mij gaat het ook om het kunnen volgen van de vakken en als ik dan last heb omdat andere leerlingen niet meedoen, hoe los je dat dan op? Welke stem heb en krijg ik? Ik heb het besproken met mijn coach en uiteindelijk ook met de gehele klas. We durfden elkaar aan te spreken op het gedrag van de ander, en dat is best bijzonder. Er wordt nu minder getreuzeld, en iedereen ziet er nu het belang van in dat we allemaal meedoen bij Duits.’