Pedagogisch leiderschap - Uit de praktijk

Welke verantwoordelijkheid neem je als formeel of informeel leider, voor jezelf, de bredere onderwijsgemeenschap en je pedagogische opdracht? Waar richt je leiderschap zich op? Hoe bemoedig je anderen om hun persoonlijk en pedagogisch leiderschap te ontwikkelen? Hieronder staan voorbeelden uit de praktijk bij de bouwsteen pedagogisch leiderschap.

Ontspannen hard werken bij Spring

Voor het team van lerarenopleiding Spring is gedurende het programma heel duidelijk geworden hoe belangrijk pedagogisch leiderschap is om ruimte te maken voor ontwikkeling. 

Nynke Verdoner (projectleider): “Veel van de kern van breedvormend onderwijs gaat eigenlijk over pedagogisch leiderschap, maar dan vooral over persoonlijk leiderschap. Het gaat over innerlijke afstemming en navigeren. Of je nu docent of schoolleider bent, je hebt altijd groepen te besturen. Je kunt alleen leidinggeven aan jezelf, een klas of een team als je in staat bent om verbinding te maken met jezelf als heel mens. Wie ben jij en kun je jezelf zijn? En hoe vertaal je dat dan naar de klas en wat heb je daarvoor nodig?  

Als leidinggevende hoef je het nog niet allemaal te kunnen, je mag ook nog zoekende zijn. Je hoeft ook geen voorloper te zijn, want liefst leer je samen. Je kunt wel een voorloper zijn in het aanvoelen en duidelijk maken van de urgentie van een verandering.” 

In gesprekken tijdens een ‘peer review’ door partners uit het Programma Breedvormend Onderwijs werd ook duidelijk dat het pedagogisch leiderschap binnen de opleiding Spring krachtig is ingebed. Doordat teamleider Hieke van Til veel ruimte geeft en vertrouwen uitspreekt, voelen mensen vrijheid en ook de stimulans om hun best te doen. 

Pascalle (docent): “In het begin vond ik het echt spannend, omdat ik nog zoveel moet leren. Maar er is veel vertrouwen. Dat vond ik ook wel spannend, want kan ik dat vertrouwen waarmaken? Maar ik merk dat het juist aanleiding is om veel te leren, dat ik juist omdat ik zelf verantwoordelijk ben enorm kan groeien.” 

Marytske (docent): “Ja, ik vond het in het begin ook spannend. Wat moet ik dan doen? Hieke zei heel duidelijk: dat moet jij zelf weten, jij bent de professional. En dan laat ze het ook echt los. Dat is spannend, maar het geeft heel veel ruimte en gelegenheid om te leren en te groeien.” 

Zo ontstaat de ruimte voor docenten om kwetsbaar te kunnen zijn, te kunnen herpakken, en samen beter te worden. Als dit de cultuur is, dan leren ook studenten om zich te ontspannen zonder dat ze daar minder hard door gaan werken. 

Ruimte geven aan het gesprek

Erwin Bolt, directeur op OBS De Globe in Amsterdam, vertelt over zijn leiderschap.  

“Pedagogisch leiderschap gaat voor mij over ruimte geven aan het gesprek over wie je bent in het onderwijs, wie je wil zijn, wat je wil bereiken en hoe je dat wil doen. Dat gesprek ga ik eerst met mezelf aan en daarna met mijn team, maar ik ga ook het gesprek aan met leerlingen en ouders over hun verwachtingen. 

Het is mijn opdracht om in elke ontmoeting vragen te stellen, zowel binnen mijn team als met leerlingen, ouders en andere professionals binnen de school, zodat iemand uiteindelijk verder kan. Met die vragen hoop ik ervoor te zorgen dat iemand gaat nadenken over zichzelf en wat diegene aan het doen is.  

Ik maak daar ruimte voor door alle randzaken, zoals veel vergaderingen, weg te organiseren. Verder probeer ik de dagelijkse opdracht van de leerkracht centraal te stellen, bijvoorbeeld door structurele intervisies in te plannen.  

Ik ben er ook achter gekomen hoe behulpzaam een schoolplan kan zijn in het stellen van prioriteiten en het maken van een planning. In de eerste paar jaar van mijn carrière als schoolleider schreef ik niet echt schoolplannen, omdat ik geen flauw idee had wat daar nou in moest staan.  

Pas nadat ik jarenlang had gewerkt met een team, ouders en leerlingen, wist ik waar we als school naartoe willen en bedacht ik dat ik dat visueel kon maken door het maken van een schoolplan. Met dat plan kan ik ook iedereen meenemen in mijn visie. Dus nu neem ik ieder half jaar al mijn collega’s een uurtje mee door het schoolplan en beoordelen we samen of we nog goed bezig zijn.” 

Leiderschap & de maatschappelijke opdracht van de school 

Peter van Olst deed bij Driestar hogeschool een promotieonderzoek naar het verenigen van een sterke eigen identiteit met de openheid naar de brede samenleving die van leraren mag worden verwacht.  In Patrick Vogelaar en zijn Prins Mauritsschool in Delft – reformatorisch onderwijs – vond hij niet alleen een klankbord, maar ook een context die een dergelijke ontwikkeling van nature in de hand lijkt te hebben gewerkt. Patrick vertelt over de verantwoordelijkheid van de school en hoe hij als schoolleider met zijn team het hoofd biedt aan wat er op zijn pad komt. 

“Wij zijn een van de weinige scholen met een duidelijk christelijke identiteit die niettemin een grote multiculturele populatie draagt”, vertelt Patrick, die zelf als schoolleider in 2015 (na liefst 23 jaar) van de Haagse Schilderswijk naar deze school in de Delftse Witpolder verhuisde. Een vergelijkbare wijk, met veel armoede en ‘goedkope huizen’, zoals Patrick het zegt, maar ook met een enorme diversiteit aan leerlingen. “Vijftig procent bestaat uit kinderen van christelijke komaf, met ouders die hier heel bewust voor kiezen. Maar de andere helft komt uit gezinnen van islamitische afkomst, is hindoestaans of anderszins. We hebben hier ook een taalklas voor Oekraïense vluchtelingen en een groep voor hoogbegaafde leerlingen. In ons onderwijs vertellen we verhalen uit de Bijbel, zeker. Maar iedereen is hier welkom. Dat wordt ook zo ervaren en daar is deze populatie met een enorme verscheidenheid denk ik het gevolg van.” 

Het is ook de reden dat bijna 25 tweedejaars pabo-studenten van Driestar deze twee dagen snuffelen aan de school, waar meer dan 360 kinderen onderwijs genieten. “Goed onderwijs”, zo verwijst Patrick naar de recente beoordeling van de inspectie van zijn school. Iets dat niet alles zegt, weet hij, maar wel helpt om ook gevonden te worden’ door ouders met andere culturele, religieuze of sociale achtergronden. “We zitten hier dicht bij de TU in Delft en hebben ook kinderen van expats. Een groot deel kiest voor de Internationale school, die hier vlakbij zit, maar een ander deel vindt het belangrijk dat hun kind ook Nederlandse vriendjes maakt en de taal leert. Dan kijken ze naar Scholen op de kaart en zien ze de scores. Ja, onze school staat er goed op.” 

Patrick ziet vooral de voordelen van zo’n divers publiek. “De helft neemt onze identiteit een beetje op de koop toe. We zeggen ook niet dat je ons geloof moet geloven. Wat we vragen is respect. Kijk, de klas is een mini-maatschappij en kinderen zijn kinderen. Die nemen allemaal hun eigen gewoontes en gebruiken mee. Het breedvormende aspect vindt eigenlijk heel organisch en automatisch plaats. Zet een groep kleuters bij elkaar en – nieuwsgierig als ze zijn – het is al breedvormend.” 

Zeker in een school met diversiteit is het van belang dat leerkrachten tactvol worden opgeleid. Patrick: “Je wilt dat kinderen zich vrij voelen om – als er aanleiding is – vragen te stellen die voortkomen uit hun achtergrond en het geloof (of de wereld) waarmee wij ze in aanraking brengen. Ik vertelde zelf een keer een Bijbelverhaal aan een groep 7. Ik stond echt even in vuur en vlam, draait een kind zich naar de klas om en vraagt: ‘Wie gelooft dit nou allemaal?’ Daar kun je van schrikken, of je bent in staat om het gesprek te voeren dat achter zo’n goeie vraag ligt: wat zijn redenen om te geloven?” 

Dus naast de veelkleurigheid in de school is er ook een duidelijke identiteit, zo benadrukt Patrick. Hoe dat eruitziet? “Nou, neem het Paasfeest. Dat is bij ons niet het verhaal van de haas en de eieren. Dan gaat het echt over de opstanding van Jezus Christus. Maar dat betekent ook dat er baklava op tafel kan komen. En tijdens het Offerfeest krijgen de kinderen met een islamitische achtergrond natuurlijk een dag vrij en wens ik ze met hun familie een fijn feest toe. Of bij het Suikerfeest komt er wat lekkers mee naar school en kunnen kinderen daar iets over vertellen. Natuurlijk.” 

De school en de schoolleider zelf dragen ook verantwoordelijkheden, die soms voorbijgaan aan het geven van onderwijs alleen, “Je bent een soort mini-samenleving, dus zorg je voor elkaar. Of handel je als je signalen oppikt van adversity, armoede en/of sociale hygiëne,” vertelt Patrick. “Al moet je daarin oppassen niet stigmatiserend te zijn. Als we zien dat een kind met een lege broodtrommel naar school komt, dagelijks een te korte broek draagt of er onverzorgd uitziet, dan proberen we in contact te komen met de ouders om te zien of er iets speelt. Dan kijk je of er misschien iets mogelijk is in de ouderbijdrage of je wijst ze op andere mogelijkheden om dat kind toch iets extra’s te kunnen bieden.” 

Want die mogelijkheden zijn er. De Prins Mauritsschool ziet zichzelf als een brug naar gemeentelijke voorzieningen in sport, kunsten en vrije tijd. Maar ook als ondersteuner om gezinnen en kinderen wegwijs te maken in de soms complexe bureaucratische wereld. “We hebben twee docenten uren gegeven om ouders te wijzen op bijvoorbeeld een gemeentepas of te helpen met regelingen of schuldsanering. Zij voeren gesprekjes, doen huisbezoeken of gaan dan even met kinderen of ouders achter de computer zitten. Om ze echt bij te kunnen staan.” 

Het Programma Breedvormend Onderwijs, waar de Prins Mauritsschool ook in de beginfase aan deelnam, heeft bovendien tot op de dag van vandaag invloed, zo vertelt Patrick: “Er zijn enorme stappen gezet in het breder kijken naar leerlingen en hun ontwikkeling. Niet alleen kijken naar de cognitieve ontwikkeling, maar naar alle dimensies van het mens-zijn. Dat is echt door de hele school gegaan. We kijken dus niet alleen naar Excelsheets en grafieken, maar halen ook structureel verhalen op waarin duidelijk wordt dat er op andere vlakken opbrengsten zijn. Waarin merkbaar is dat een kind zich enorm aan het ontwikkelen is.” 

Het woord respect valt in ons gesprek nog een paar keer. “Ik denk dat je respect ontwikkelt juist doordat je verschillen laat bestaan. Kan het anders? Ik denk het niet.” 

Holistische bedrijfsvoering op een rijdende trein 

Olga Onrust vertelt over haar rol als directeur van College Zuyd (inmiddels is zij directeur van Spring High): 

“Voor mijn rol als directrice heeft het me heel erg geholpen om bij mezelf na te gaan wat mijn eigen pedagogische opdracht is. Als je weet wat echt belangrijk voor je is, dan kun je daar ook veel beter sturing aan geven. Voor mij is dat bijvoorbeeld het welbevinden van het kind in de klas. Zelf was ik vroeger best een lastige leerling, maar er was geen enkele docent die achter dat gedrag keek en mij zag zoals ik eigenlijk was. Ik ben iemand die heel praktisch leert en dan kan ik heel goed leren, maar ik moet wel snappen waarom en ik wil ook dat het betekenis heeft. Als bij mij meer verschillende dimensies aangesproken waren, was ik wel tot mijn recht gekomen. 

Dus ik vind het nu heel belangrijk dat wij ons best doen om onze leerlingen op verschillende manieren te benaderen, maar ook heel diverse vakken en onderwerpen aan te bieden, waar ze op allerlei manieren invulling aan kunnen geven. Het vmbo was vroeger altijd gericht op wat kinderen níet kunnen. Je krijgt bij aanmelding al een lijst met hun achterstanden. Daar gingen wij eigenlijk mee verder, door daarop veel extra steun aan te bieden. Dat hebben we nu omgedraaid: we zijn gaan kijken naar wat een leerling wél kan en proberen dat juist aan te bieden of mogelijk te maken, zodat ze succes kunnen ervaren en kunnen doen waar ze blij van worden. 

Daarnaast ben ik als schoolleider natuurlijk ook verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering, financiën en noem maar op. Daar ben ik ook op een veel holistischer manier naar gaan kijken. Je moet de begroting rond krijgen, je mensen in hun kracht zetten en ervoor zorgen dat de inspectiekaders in orde zijn, en dat hangt natuurlijk allemaal samen. Ik zie het als een soort spinnenweb. Als je aan een dingetje gaat trekken, dan komen de andere dingen onder spanning te staan. Dus ik ben meer gaan kijken naar de juiste persoon op de juiste plek en geld vrij gaan maken voor de dingen die we belangrijk vinden in het onderwijs en waar mensen blij van worden, in plaats van proberen alles een beetje rond te krijgen. 

Maar zodra het schooljaar is begonnen, is het onderwijs ook wel een soort rijdende trein waar je op gesprongen bent. Het is lastig om de rust te vinden en stil te staan bij waarom we de dingen doen die we doen, of we gedaan hebben wat we hebben afgesproken en de vraag: zijn we nog op de goede weg?”