Professioneel zelfverstaan - Uitleg & theorie

Wie ben jij als leraar of opleider, wat is je visie, vertrekpunt en oriëntatie, en hoe ben jij als leraar of opleider in de ontmoeting?

Breedvormend onderwijs richt zich op de ontwikkeling van het ‘hele kind’. Het wil eraan bijdragen dat kinderen zich verbonden voelen met zichzelf en de wereld. Dat vraagt ook om leraren, schoolleiders en opleiders die als ‘heel mens’ en vanuit hun unieke menszijn bijdragen aan breedvormend onderwijs. Zij zijn daarbij zelf een instrument. Om jezelf als instrument in te kunnen zetten, moet je je dus ook als heel mens kunnen ontwikkelen, zodat je het instrument leert kennen, weet te ‘bespelen’ en ermee kunt improviseren, afstemmen en samen spelen.

Een centraal concept hierbij is wat Geert Kelchtermans (2009) het ‘professioneel zelfverstaan’ noemt. Het is het beeld dat de leraar van zichzelf heeft: haar zelfbeeld, taakopvatting, drijfveren en verwachtingen. Dit hangt nauw samen met het beeld van wat de leraar goed onderwijs vindt, wat zij daarin kan brengen en wat daarvoor nodig is. Kelchtermans noemt dit de ‘subjectieve onderwijstheorie’.

Het professioneel zelfverstaan is geworteld in de persoonlijke en professionele biografie en kan verder ontwikkeld worden door diepgaande reflectie op de eigen ervaringen en het eigen handelen. Ook de eigen positie in de samenleving ten opzichte van anderen ‘kleurt’ het instrument en vormt dus onderwerp van bewuste reflectie. Wie zicht heeft op zijn eigen verlangens, valkuilen, normen, waarden, positie en privileges kan betekenis geven aan onderwijsgebeurtenissen en steviger blijven staan in zijn verankerde pedagogische opdracht.

Dit ‘blijven staan’ is een uitdaging in een vak dat gekenmerkt wordt door een inherente kwetsbaarheid: je bent verantwoordelijk, je moet handelen en verantwoording afleggen, maar je hebt niet alles onder controle (Kelchtermans, 2009). Fouten maken mag, of moet misschien zelfs. Het is onvermijdelijk, wil je het ‘prachtige risico van onderwijs’ (Biesta, 2015) een kans geven. Wat blijft staan is een sterke pedagogische oriëntatie of grondhouding om op terug te vallen, een basis van waaruit je handelt en je onderwijs vormgeeft. We bedoelen een open houding, met aandacht voor wat dít kind, op dít moment en in déze situatie nodig heeft. Daarbij weeg je steeds af wat wenselijk is voor het kind én voor de wereld. En dit vraagt weer een sterk reflectief vermogen, maar ook door ervaring ontwikkelde intuïtie. Het is een pedagogische conditie die je versterkt door voortdurende oefening.

De ‘pedagogische conditie’ is een term van pedagoog Max van Manen, aan wie we tevens het concept ‘pedagogische tact’ ontlenen (Van Manen, 2014). Dit beschrijft een manier van begripvol handelen, ook of misschien wel juist in situaties die om een directe respons vragen. Het is een kwaliteit die je onder andere ontwikkelt door ervaring en innerlijke bedachtzaamheid, door met

aandacht aanwezig te zijn. Deze voorwaarde voor tactvol handelen noemen Rodgers en Raider‐Roth (2006) ook wel ‘aanwezigheid’: bewust, alert, ontvankelijk en verbonden zijn en vandaaruit een weloverwogen volgende stap kunnen zetten. Lisette Bastiaansen (2022) beschrijft een vergelijkbare combinatie van aandachtig, aanwezig en betrokken zijn als ‘aandachtige betrokkenheid’.

Pedagogische sensitiviteit is voor elk kind van belang, maar niet in elke leerling-leraar relatie voldoende of vanzelfsprekend. Je zicht op wat een kind nodig heeft, kan verstoord worden door je eigen blinde vlekken (Hosseini et al, 2021). Daarom is ook de reflectie op je eigen normen, waarden en achtergronden zo belangrijk (zie ook Wereldgerichtheid, bouwsteen 2). Wanneer je leerlingen andere achtergronden en ervaringen meebrengen dan jijzelf, vraagt dit bijvoorbeeld ook om culturele responsiviteit (Alhanachi et al, 2021).

Voor de lerarenopleiding betekent bovenstaande dat er aandacht is voor de persoonlijke en professionele biografie van zowel de student als de opleider en hoe deze doorwerken in de visie op onderwijs en het eigen leraar- of docentschap. Werken aan professioneel zelfverstaan vraagt dat er te midden van de dagelijkse drukte van lesdoelen en klassenmanagement ruimte en aandacht gemaakt wordt voor (reflectie op) de pedagogische opdracht en de pedagogische relatie en de rol van de leraar.