Wereldgerichtheid - Uit de praktijk

Hoe ben jij als leraar of opleider verbonden met de wereld en hoe draag je eraan bij dat leerlingen en studenten gezien worden, de ander en ‘het andere’ ontmoeten en zich kunnen verbinden? Hieronder staan voorbeelden uit de praktijk bij de bouwsteen wereldgerichtheid.

Vertrouwensband na huisbezoek 

Erwin Bolt (directeur), Mar van der Veen en Annelies Privee (beiden docenten), vertellen hoe zij verbinding maken met de wereld van de leerlingen op OBS De Globe.  

Erwin: “Voor een studiedag hebben we ouders en kinderen gevraagd onze leraren mee te nemen de wijk in en ze ook thuis te ontvangen. Zij konden de leerkrachten voor hun belangrijke plekken in de wijk laten zien, maar ook laten zien waar en hoe ze wonen. We hadden de leerkrachten hier van tevoren niet over ingelicht, om ervoor te zorgen dat ze echt open zouden staan voor de ervaring. Zo’n huisbezoek is een vorm van achter het gedrag van de leerling kijken. De leraren kwamen terug met allemaal verschillende verhalen. De meesten waren echt geraakt. Ik zag direct dat in sommige gevallen de relatie tussen leerkracht en leerling was versterkt.”  

Mar: “Ik was op die studiedag voor de eerste keer op huisbezoek en vond het heel bijzonder. Samen met nog een paar leerkrachten was ik bij een gezin thuis waarvan drie kinderen op onze school zitten. We zagen dat ze met z’n drieën op een kleine slaapkamer sliepen. Een van de kinderen zei vaak dat ze zo moe was. Toen pas snapte ik waarom, en dan heb je daar een stuk meer begrip voor.”  

Annelies: “Ik doe nu nog steeds weleens aan huisbezoeken. Zo heb ik ouders weleens de keuze gegeven aan het begin van het schooljaar: of je kan naar het startgesprek komen op school of je kan me uitnodigen bij je thuis. Toen heb ik dus ouders zelf de keuze laten maken. Maar als je de huisbezoeken enkel op vrijwillige basis doet, dan kom je alleen bij de ouders thuis die het eigenlijk best wel goed hebben of met wie je al een goede band hebt. Eigenlijk wil je bij iedereen langsgaan, maar qua tijd is dat wel moeilijk. Bij de ouders bij wie ik niet thuiskom, probeer ik in het startgesprek ook een soort beeld te krijgen bij de thuissituatie door ernaar te vragen.”  

Mar: “Aan het begin van het schooljaar gaf een moeder aan dat ze niet naar het startgesprek kon komen. Maar met haar wilde ik juist heel erg graag een gesprek hebben, omdat haar zoontje probleemgedrag vertoonde. Dus ik heb haar gebeld en gezegd dat ik wel naar haar toe kwam. Dat vond ze goed. Ik wilde daar graag in investeren, want ik wist dat ik daar het hele jaar profijt van zou hebben en dat is ook zo gebleken. Ik heb sindsdien een ‘bondje’ met het jongetje. Het geeft meer een vertrouwensband. De moeder waardeerde het ook enorm dat ik ben langsgekomen.” 

Annelies: “Door een huisbezoek krijg je een informelere band met het kind. Je kunt het kind zich gezien laten voelen door terug te verwijzen naar wat je hebt gezien tijdens het bezoek. Ook versterkt een huisbezoek je band met de ouders, omdat ze je toelaten in hun wereld.” 

Onderdeel worden van de wereld van de leerling  

Marte van den Hoed, docent bij de opleiding Pedagogiek en Lerarenopleiding op de Hogeschool van Amsterdam, vertelt hoe studenten zich verbinden met verschillende leefwerelden en maatschappelijke vraagstukken.  

“Studenten organiseren tijdens hun stage een activiteit rond een maatschappelijk vraagstuk dat speelt op hun stageschool. We vragen de studenten welke overeenkomsten ze zien met onderwerpen uit het coalitieakkoord van de gemeente Amsterdam. Vervolgens doen ze een klein onderzoekje: hoe kunnen wij, de leerlingen en ik als docent, een bijdrage leveren? Daar komen activiteiten uit voort die leerlingen met de omgeving kunnen uitvoeren.  

Toen we deze opdracht voor het eerst in het curriculum introduceerden, was het minder praktisch en kon het ook om een fictief idee gaan. Enkele jaren terug hebben we het curriculum aangepast en nu moeten studenten het ook echt realiseren, samen met bewoners en organisaties uit de wijk. 

Een mooi voorbeeld is dat twee studenten zorgden dat hun stageklas met NT2-leerlingen contact legde met ouderen. Dit sloot aan bij een doel uit het coalitieakkoord, namelijk het samenbrengen van verschillende generaties die eenzaam zijn in Amsterdam Nieuw-West. De klas ging met een bos rozen op bezoek bij een verzorgingshuis. Bewoners kregen ieder een roos en een zelfbedachte levensvraag van een NT2’er om over in gesprek te gaan. Bijvoorbeeld: ‘Wat is een levenservaring die iedereen een keer zou moeten meemaken?’  

Het werd een groot succes. De directeur van de stageschool was zo enthousiast dat hij de rozen betaalde. De mentor en stagebegeleider maakten ruimte in hun onderwijsprogramma en gingen mee als begeleiders. Studenten hebben geleerd dat het ertoe doet een bijdrage te leveren aan het algemeen belang en dat ze hierin zelf de regie kunnen nemen. 

We vinden het vooral belangrijk dat studenten oefenen met bruggen bouwen, dus dat je je goed kan verbinden als pedagoog of leraar. We vinden het daarnaast belangrijk dat je kunt samenwerken, verantwoordelijkheid neemt en oog hebt voor het grotere geheel. We stimuleren de studenten met deze opdracht ook zelf onderdeel uit te maken van de wereld van hun leerlingen. We laten hiermee zien dat de vorming van jonge mensen breder plaatsvindt dan alleen in het klaslokaal.”  

Uit je comfortzone stappen   

Hoe leid je als relatief homogene hogeschool leraren op voor de superdiverse, pluriforme maatschappij? Peter van Olst, onderzoeker en opleider bij Driestar hogeschool, vertelt over de ontwikkeling van een brede burgerschapsleerlijn.  

“Studenten die bij ons de lerarenopleiding volgen, hebben gemiddeld genomen nog weinig ervaring met culturele en etnische diversiteit. Ze willen opgeleid worden voor het christelijke basisonderwijs en komen daarvoor vanuit het hele land naar Gouda, maar ze hebben doorgaans weinig contacten in grootstedelijk gebied. Een peiling onder onze studenten wees ook uit dat ze nauwelijks in aanraking komen met fysieke vormen van adversity, zoals armoede of geweld. Uit een gelijktijdige peiling onder Driestar-docenten bleek wel de gedachte te leven – net als bij veel studenten zelf – dat het curriculum meer ruimte zou moeten bieden voor kennismaking met culturele en etnische diversiteit. 

Onze visie is dat we vanuit christelijk perspectief leraren willen opleiden voor het rijkgeschakeerde bijzonder onderwijs in de Nederlandse samenleving, maar nadrukkelijk ook voor het geheel van die samenleving. Zodat leraren in staat zullen zijn kinderen hiervoor op een goede manier te vormen. Van daaruit ontstond onze intentie om het curriculum vanuit een nieuwe invalshoek te herzien en dat is ook een van de redenen dat we bij het Programma Breedvormend Onderwijs zijn aangesloten. 

We startten in 2022 met de curriculumherziening en werkten daarbij nauw samen met twee christelijke basisscholen uit grootstedelijk gebied, met brede ervaring met etnische en culturele diversiteit. Hun schoolleiders en enkele leraren deden mee aan actieonderzoek voor het nieuwe curriculum. Samen hebben we de uitgangspunten van breedvormend onderwijs gekoppeld aan de voor christelijke docenten en studenten herkenbare en inspirerende term ‘shalom’. Deze term verwijst naar vrede en heelheid. Shalom draagt bij aan vreedzaam samenleven te midden van etnische, culturele en religieuze diversiteit en dus aan onderwijs dat erop gericht is om studenten en leerlingen uit te nodigen om in de wereld te zijn. 

We besloten burgerschap binnen de opleiding breed te definiëren als ‘the art of living together’ en burgerschapsvorming als het bevorderen van sociale cohesie in een diverse samenleving. Op deze wijze wilden we vanuit onze visie wereldgericht onderwijs en wereldgerichte vorming aanbieden. Na gesprekken met studenten kozen we daarbij voor een geleidelijke uitbreiding van het oefenen met diversiteit en complexiteit. Jaar 1 kwam in het teken te staan van ‘Shalom at home’ (in eigen kring en groep), jaar 2 van ‘Shalom in the city’ (de brede samenleving), jaar 3 van ‘Shalom in action’ (buiten de eigen sociale comfortzone) en jaar 4 van ‘Shalom worldwide’ (gekoppeld aan de internationale routes). 

De eerste ervaringen van deze opleidingspraktijk hebben we met studenten geëvalueerd. Zij gebruikten daarbij opvallend vaak de term ‘eye-opener’. Voor hun professionele zelfverstaan (zie H4) bleek het besef belangrijk dat zij ook buiten de eigen vertrouwde sociale context een eigen inbreng konden leveren, zonder daarbij als persoon te vervagen of zich te verstoppen. Opleiders konden delen in deze ervaring door mee te gaan op werkweken of door stagebezoeken buiten het traditionele Driestar-netwerk. Zij deelden hun ervaringen met anderen binnen en buiten Driestar.  

Op dit moment zijn ‘Shalom in action’ (bijvoorbeeld door een burgerschapsstage) en ‘Shalom worldwide’ nog volop in ontwikkeling, maar we hebben wel al pilotervaringen opgedaan. Wat in alle eerste praktijkervaringen opvalt, is dat vernieuwingen op basis van gezamenlijke visieontwikkeling, intenties en ontwerpen niet altijd meteen breed in de organisatie begrepen en gedeeld worden. Zowel richting studenten als collega’s hebben dit soort dingen tijd nodig om goed begrepen te worden. We proberen gezamenlijk draagvlak te creëren door op grond van praktijkervaringen details in het ontwerp aan te passen. In het geval van de shalom-opbouw gaven studenten aan dat de herkenbare shalom-termen helpend waren om te begrijpen waar we samen in deze geïntegreerde leerlijn wereldburgerschap mee bezig zijn.” 

De school is van ons allemaal  

Mohamed Taounza, opleidingsmanager van het Zadkine startcollege in Capelle aan de IJssel, vertelt in de podcastreeks ‘In de ogen van de leerling’ hoe hij studenten een thuis probeert te bieden. Hieronder lees je daar iets van terug. Luister hier het hele gesprek met Mohamed: https://nivoz.nl/nl/in-de-ogen-van-de-leerling-podcast-en-fotoportretten-van-bevlogen-onderwijsmensen 

“Wij zijn als docenten, en als mensen, onderdeel van een systeem. Het betekent dat we als collega’s verbonden moeten zijn om een veilig schoolklimaat te realiseren. We werken samen als groep en we vinden het belangrijk dat we ons in onze studenten verdiepen. Waar komen ze vandaan? Waar hebben ze behoefte aan? Als docenten blijven we lerende en onze studenten nemen daar een voorbeeld aan.  

Wij hebben 180 unieke studenten in huis, uit verschillende hoeken van de wereld en de maatschappij. Ze hebben één ding gemeen: het is hen op dit moment nog – met de nadruk op nog – niet gelukt om een goede kickstart op school te maken.  

Onze studenten hebben vaak een negatief beeld van zichzelf. Ze krijgen vanuit de maatschappij vaak de boodschap: je bent niks waard of je bent een nietsnut. Ze horen dan dat ze hun eigen handelen moeten onderzoeken en het probleem bij henzelf ligt. Terwijl: onze studenten zitten vaak in zo’n moeilijke thuissituatie, ze zijn vaak puur aan het overleven en dat doet iets met je zelfbeeld. Vaak is er een externe factor nodig om ze uit het systeem te halen en een ander perspectief te laten zien.  

Wij proberen een perspectief te bieden waardoor studenten zichzelf leren waarderen en ze die kickstart kunnen maken. We bieden veiligheid en vertrouwen, en creëren zo een thuisgevoel. Dat is zo belangrijk voor ze. De school is van ons allemaal en daar spreken we elkaar vriendelijk op aan. Studenten die buiten de schoolmuren misschien minder handige keuzes hebben gemaakt, tonen hier ander gedrag.  

Er is een lokaal waar ook een koffiecorner is. Studenten verkopen er koffie en andere dingen, bijvoorbeeld ook broodjes die hun moeders maken. Daar zie je verbinding en trots. Het is iets dat ze energie geeft, en ons tegelijkertijd ook. En zo proberen we ook thuis te betrekken. De ouderavonden worden ook niet door de docenten georganiseerd, maar door de studenten, waarbij we hen vragen waarvoor hun ouders zouden komen. Zij pleitten voor een Sint-Maarten gevoel, een avond met lekker eten en een rondleiding, waarbij we ook wat vertellen. Dan zie je dat het veel meer gaat leven.”