Hoe kunnen we in het onderwijs de bredere ontwikkeling van kinderen, leerlingen en studenten inzichtelijk maken? Is er een alternatief voor gestandaardiseerde toetsen? En wat betekent zo’n alternatief voor ons onderwijs en de kinderen?
Dit artikel is de vierde episode van een serie artikelen over toetsen en evalueren.
‘Langzaam, zoals een planeet draait, draait een grote ronde tafel. Opgebouwd met bergen, bossen, steden en dorpen. In het centrum, nietig en breekbaar, zit jij en draait mee’. Zo begint een van mijn lievelingsverhalen van Michael Ende. Hij omschrijft een koepel met geschilderde sterren en hoe het personage zich daar veilig waant. Tot er scheuren komen. Door de kieren komt het donkere niets. Daar staat een menselijke gedaante die uitnodigt om te leren vallen. De ‘jij’ weigert. De kieren worden groter, het niets waait en de gedaante komt nog twee keer terug om de ‘jij’ uit te nodigen om te vallen. De gedaante zegt dat vallen geoefend kan worden, omdat de verwantschap met anderen maakt dat je ook zonder bodem in evenwicht kunt blijven. Maar de ‘jij’ wijst de uitnodiging af. Na een tijdje brokkelt de oude veilige wereld uit elkaar en de ‘jij’ valt. De schrijver laat open of de verwantschap alsnog sterk genoeg is om in het niets in evenwicht te blijven.
Wat mij betreft, begint hier vernieuwing; in het ontdekken van de schijn van houvast, en in het leren vallen. Dus voor ik praktische voorbeelden geef van scholen die breedvormend evalueren, is eerst nog het besef nodig dat het niet gaat over het creëren van een nieuw model. In elk geval niet voordat er eerst een oude vorm van denken is losgelaten. Vandaag, zo vlak voor de kerst, eerst maar eens de good-practice van het loslaten.
In mijn werk als docent bij het onderwijstraject Anders Evalueren en Verantwoorden ontmoette ik Irma Pieper, directrice van basisschool De Plotter in Zutphen. Zij had besloten om anders om te gaan met toetsen en evalueren binnen haar Montessorischool, uit onvrede over de stress die de inspectiebezoeken hadden op het team. Ik kan me herinneren dat haar team halverwege haar onderzoeksproces in paniek raakte. Want de houvast die ze altijd uit het oordeel van de inspectie hadden gehaald viel stukje bij beetje weg, terwijl het individuele en gezamenlijke vertrouwen nog aan het groeien was.
Irma leidde zichzelf en het team erdoorheen. Niet door vormen te bieden waar het team zich aan vast kon houden. Maar door voor hen te gaan staan en te vertellen dat zij ook niet precies wist waar ze met elkaar uit zouden komen, maar dat er voor haar geen weg terug was. Ze wilde niet meer dat zijzelf of het team hun gevoel van succes of falen zouden koppelen aan het oordeel van een externe instantie. En dus was de enige optie om verder te gaan, op zoek naar een ‘innerlijk kompas’ voor de school.
In het loslaten van externe houvast en het vinden van een nieuwe balans, is er tijdelijk niets. Het is het moment dat je leert vallen. Irma’s manier van leidinggeven was moedig, want haar team was onzeker. Ze droeg ieders onzekerheid zonder zelf houvast te hebben. Haar voorbeeld gaf een aantal andere dapperen een zetje om zich te laten vallen, en zo door. Zo kwamen ze voorbij het niet-weten en gingen ze ontwerpend onderzoeken, ieder in hun eigen klas, samen met de leerlingen, aan een nieuw kader dat in de loop van een paar maanden gevormd werd.
Als de oude manier van denken eenmaal is losgelaten, en er dus niet hoeft te worden voldaan aan andere eisen dan die waar je zelf verantwoordelijkheid voor wilt en kunt dragen, kan begonnen worden met ontwerpen. Dit ontwerpen kost tijd en gaat in een aantal rondes. Het stopt nooit helemaal. Maar zeker in het begin ligt alles nog open en moet men met trial and error aan het proberen gaan. Er is dan geen garantie op succes, er is immers geen kaart waarmee je al kunt navigeren. Het navigeren gaat op de tast, en gaandeweg ontstaan er vormen, en die vormen geven nieuwe houvast omdat je ze kunt evalueren: wat ging goed, wat kan beter?
De kernvraag is wie de regie heeft. Zolang dat de externe norm is, is dat het systeem. Om de regie terug te krijgen bij de mensen – de scholen, de teams, de leraren en de leerlingen zelf – is het noodzakelijk om het externe houvast los te laten. Om vervolgens, vanuit een onzeker en pril vertrouwen, te gaan vormgeven aan wat men zelf van binnen weet dat de bedoeling van onderwijs is. Vanuit dat vertrouwen zullen nieuwe vormen ontwikkeld kunnen worden. Niet in een keer goede of affe, maar prototypes en pogingen, die steeds helderder zullen worden van vorm en soort.
Maar het is niet alleen wijzelf die bang zijn om los te laten. Er is ook een collectieve angst, die ons telkens weer in de vorm drukt. Toen ik Irma Pieper afgelopen week belde om te horen hoe het haar en haar school inmiddels verging, zei ze: “Het gaat nog steeds goed. De vragen die de inspectie ons stelt vertalen we nog steeds naar onze eigen kaders. Ik zeg dan: “als dít een vraag is, wat is daarop dan voor onszélf het antwoord?”. Maar ik voel wel dat de druk toeneemt. Met de doorstroomtoets en alle kinderen die op onze school buiten de norm vallen. Ik zie om mij heen andere montessorischolen buigen en ik vraag mij soms af hoelang wij het nog volhouden onze eigen koers te varen. Tegelijkertijd vraag ik mij af hoe lang we het met zijn allen nog volhouden om dat niet te doen. De kinderen laten zo duidelijk zien dat er een andere realiteit is.”
‘Hebben jullie het op school wel eens over het klimaat?’ Vragen ze haar.
Het loslaten van houvast begint bij mens-zijn. Of: bij het loslaten van houvast begint het mens-zijn. Daar is geen structuur, geen protocol, geen model, geen voorschrift, geen voorbeeld. Alleen een situatie, en mensen in die situatie. Ook als er onmacht is, of onzekerheid. Dan blijven de mensen over. En waar we samen in de realiteit zijn, daar is warmte. Daar ontstaat ontspanning en kun je verder.
Ons mens-zijn is noodzakelijk voor de jonge generatie die ziet hoe overal de ogenschijnlijke houvast breekt. Overal zijn kieren en niks is meer zeker. Voor de kinderen van nu is dat een gegeven waar ze zich toe kunnen leren verhouden. Voor hen is vallen nog niet zo moeilijk, omdat hun wereld nog niet zo vast is. Maar tegelijkertijd nemen zij ook over wat hen op school wordt voorgeleefd. En dat is vaak….angst.
Een vriendin schrijft: Ik ben met mijn dochter van 8 op het Malieveld in Den Haag. Ik heb op de voicemail van haar school ingesproken dat ze spijbelt voor ’t klimaat…ze wordt geïnterviewd door studenten van de PABO, 4 jonge mensen die leraar willen worden….
‘Hebben jullie het op school wel eens over het klimaat?’ Vragen ze haar.
‘Eigenlijk niet’, zegt ze. ‘Nooit’.
‘Waarom niet denk je?’
‘Ik denk dat mijn juf dat niet durft’, antwoord ze.
‘Omdat ze zelf ook niet weet hoe het nu verder moet en bang is dat met ons te delen.’
Een van mijn jongste studenten vertelde op een onderwijsconferentie: “Wij hebben geen hoop nodig. Juist in deze uit elkaar vallende wereld is er werk te doen, veel werk. Laat ons maar gaan, en laat ons met alles wat we zijn oefenen en experimenteren. Zonder voorbeeld van hoe het moet. En zonder garantie op succes. We zijn niet bang. Alles wat er gebeuren moet is namelijk zinvol, en dus is onze toekomst zinvol”.
Het zou enorm helpen als we zien dat de jongste generatie allang is toegerust voor afbrokkelende oude vormen. We hoeven hen daartegen niet te ‘beschermen’. Zij weten namelijk net als wij dat dat niet kan. En met de illusie van houvast en bescherming brengen we hen in gevaar, want de kieren blijven groeien en het water stijgt. En vanuit angst groeit daar geen antwoord op. Wat we samen met hen kunnen oefenen is leren vertrouwen. En om dat te kunnen leren, is het van het grootste belang dat we leren vallen. Dat we ontspannen. We hoeven het niet te weten. Er is reëel stijgend water, er zijn reëel stijgende lerarentekorten, maar de enige manier om daarmee om te gaan is als we met elkaar als mensen in die realiteit terecht komen. En van daaruit kijken wat er te doen is.
Lees ook de andere blogs van Saar Frieling over toetsen en evalueren.
Saar Frieling is programmaonderzoeker bij het Whole Child Development-programma en verbonden aan de Hogeschool Leiden. Ze kijkt hoe we breedvormend onderwijs zichtbaar en inzichtelijk kunnen maken. Daarbij wil ze haar kennis en ervaring delen met de mensen waar het om gaat, om zo verbinding te maken tussen onderzoek, beleid, de praktijk en ons hart. Uit haar onderzoek blijkt echter dat bij het huidige toetsen de overmatige drang naar objectiviteit geen ruimte laat voor dat hart. En aangezien dus een gestandaardiseerd, theoretisch onderzoeksverslag niet zou aansluiten bij deze en andere conclusies, is gekozen voor een serie persoonlijke blogs en monologen.